Bij het einde van ‘Jazzism’
Jazz trok mij aanvankelijk aan door de sfeer die opsteeg uit oude jazzfoto’s met coole poses, glimmende instrumenten en opkringelende sigarettenrook. Al die prachtige zwart-witte hoezen van Blue Note. Maar ook de romantiek van donkere jazzcafés vol in het zwart geklede bezoekers sprak tot mijn verbeelding, plekken die werden gefrequenteerd door bewonderde dichters van de Beweging van Vijftig. Daarbij kwamen de levendige verhalen waarin jazzartiesten als romanpersonages optraden, onmaatschappelijk en vol vrijheidsdrang, verhalen over drugs, drank, louche hotels.
Ik begon naar de muziek te luisteren. Miles Davis, Chet Baker, Herbie Hancock en Wayne Shorter waren geweldig. Mijn voorkeur ging vooral uit naar de fusion van de jaren zeventig, waarin de vrijheid van jazz vermengd was met de structuur van pop, rock of funk. Genres waarmee ik was opgegroeid en die mijn muzikale smaak hadden gevormd. Bebop werkte met zijn razende en knerpende solo’s vaak op mijn zenuwen. Swing klonk mij weer te bezadigd. En er was nog zoveel meer.
Lees verder “Jazz als levensgevoel”