Ik luisterde in de auto naar Radio 1 naar een reportage en kon het even niet meer volgen. Wat de verslaggever precies zei weet ik niet meer, maar iets in de trant van ‘wat anders zien we in du-renthe’. Het duurde even voordat ik doorhad dat hij het over de provincie Drenthe had.
Het is een trend onder verslaggevers en presentatoren om de eerste letter van een woord met overdreven nadruk uit te spreken. Er wordt voor het woord ook nog even ingehouden, om het een nog groter effect te geven. Het lijkt wel alsof ze dat op de School voor Journalistiek leren.
Het NOS-journaal is hierdoor vaak niet meer vol te houden. Daarbij komt nog een overdreven intonatie die voorheen alleen boven kinderwagens en in Sesamstraat werd gebruikt. ‘Premier Rutte gaf vanmiddag een toelichting in… [nou komt het, veelbetekenende blik] de Tweeduh Kámur. Het nieuws verteld als een spannend verhaaltje voor de vaak, terwijl je naar een serieus programma als het NOS-journaal kijkt. Je wordt als een halve idioot toegesproken en waarschijnlijk is dat ook het publiek waarop het journaal – immers: kijkcijfers eerst – zich tegenwoordig richt, getuige al die misdaaditems en overbodige persoonlijke verhalen (terwijl veel relevant nieuws langs flitst).
Ik wil me bij het kijken naar het nieuws niet storen aan het Nederlands, dat een vanzelfsprekende drager moet zijn van de inhoud, waarop je je wilt concentreren. Bij zulke presentatoren zap ik weg. Gelukkig heb ik nog de krant.
Na het nieuws doet de juffrouw van het weer er nog een schepje bovenop: ‘Ook in het [pauze] Wuh-esten van het land nog enkele [pauze] ruh-egenbuien. ’s Nachts wordt het een graad of [pauze] duh-rie.’ Brrr.
In mijn lessen spreekvaardigheid gebruik ik bovenstaande tegenwoordig als het verkeerde voorbeeld. Natuurlijk moet een presentatie levendig zijn, maar je moet niet overdrijven, want dan word je belachelijk. Hopelijk wordt dat door de enkele leerling die de ambitie heeft nieuwslezer te worden onthouden.