Weerpraat

We worden overspoeld met weerpraat. Op de televisie is het volgens mij ooit met Erwin Kroll begonnen. Daarvoor werd er boven het hoofd van de nieuwslezer gewoon een weerkaartje geprojecteerd, waarop het enige stond wat je eigenlijk van het weer hoeft te weten: hoe warm wordt het, waait het, en vooral: blijft het droog? En dan alleen in Nederland.

Het weer is inmiddels een heel verhaal geworden. Het heeft een eigen taal, die soms ronduit avontuurlijke vormen aanneemt. Je zou er een zoveelste taalboekje over kunnen schrijven en misschien is dat er al, of in wording. En waarom ook niet.

Er wordt aandacht aan het weer besteed in de breedste zin van het woord: het weer in Europa, een komend front van de oceaan, tornado’s op het oostelijk halfrond, allerlei natuurkundige verklaringen: je wordt met zoveel informatie bestookt, dat het belangrijkste vaak niet blijft hangen, wat voorheen gewoon op zo’n weerkaartje stond. Moet ik een paraplu meenemen of niet?

Wat behalve al die extra informatie ook erg afleidt, is de taal. Het weer is blijkbaar een dermate saai onderwerp, dat presentatoren hun uiterste best doen zich zo bloemrijk mogelijk uit te drukken. Het valt op dat er vaak personificaties worden gebruikt. Op zich niet raar of fout. Je kunt bijvoorbeeld zeggen dat de wind het strand heeft schoongeveegd, of je huid streelt. De zon lacht je op je vakantiebestemming toe.

Maar het kan al gauw lachwekkend worden. Bij ‘de zon heeft het moeilijk’, denk je dat de zon psychische problemen heeft. Bizar is ‘Later op de dag krijgt de wind meer een voorkeur voor het zuidwesten’, alsof de wind zijn eigen beslissingen neemt. Of: ‘De opklaringen waren er vroeg bij’, alsof deze zin hadden eens vroeg op te staan. Het weer gaat regelmatig, als een onhandige kluns, onderuit. Helemaal idioot is: ‘Daar won de wind. De zon won in het oosten van het land’. De competitiementaliteit heeft ook het weer bereikt. Hup wind! Hup zon! De bewuste presentator speelt in zijn vrije tijd waarschijnlijk graag computerspelletjes. Idioot én krom is: ‘de temperatuur doet een stap omhoog.’

Ook regio’s worden personen: ‘Het noordoosten van het land is gevoelig voor wolken’, wat heel ontroerend is; ‘voor het westen is de zon niet weggelegd’, alsof dat ondenkbaar is; ‘de vorst is voorbehouden aan het noorden’, blijkbaar iets positiefs, en bovendien een privilege; ‘andere regio’s zien de zon wel doorbreken en komen op 5 tot 7 graden uit’; dat laatste is ook nog een taalfout.

Op zich valt creatief taalgebruik toe te juichen. In het beste geval wordt het poëzie. Ook de dichter bedient zich graag van personificaties: ‘Achter de wuivende duinenlijn stoeien de wind en de wilde zee.’ (P.C. Boutens) of ‘Lente vloog aan met suizende gebaren’ (H. Roland Holst). Maar weerpresentatoren zijn helaas niet erg literair onderlegd. En hun eindredacteuren blijkbaar ook niet. Worden de presentatoren nou niet op die bizarre constructies aangesproken? Of vindt de eindredactie het wel goed zo en maken ze deel uit van de populaire marketingstrategie om alles ‘persoonlijk’ te maken. Het weer is een mijnheer geworden. Of beter, want ‘normaler’, een buurman. Een wat onnatuurlijke manier om je met het weer verbonden te voelen. Nat word je nog steeds.

Soms veer je als taalliefhebber plotseling op. Zo noemde Gerrit Hiemstra de publieksfoto die altijd deel uitmaakt van het weerbericht, een ‘tafereel’ in plaats van dat ordinaire ‘plaatje’. Als het weer toch een heel verhaal moet zijn, dan het liefst in mooi Nederlands.