Het is de Week van het Korte Verhaal. Tegenwoordig staat elke week (of dag) wel ergens in het teken van (het is ook de week van de E-bike), maar het korte verhaal is een nobel doel. Verhalenbundels worden minder gelezen dan romans, dus het (korte) verhaal kan een steuntje in de rug goed gebruiken. Het blijkt om alweer de achtste editie te gaan (die vorige zeven heb ik dus gemist). Bij Uitgeverij Podium verschijnt voor deze gelegenheid een speciale bundel korte verhalen. Bekende schrijvers is hiervoor gevraagd een favoriet verhaal uit te kiezen.
Het valt op dat maar vier van de gekozen 21 verhalen uit de Nederlandse literatuur afkomstig zijn. Ze zijn van Hermans, Uphoff, Snoek en Rob van Essen. Geen verhalen van Biesheuvel, Belcampo of Hotz. Je zou een zkv hebben verwacht van A.L. Snijders, die zelf wel een verhaal koos (‘Net als alle mannen’ van John McGahern) en daar natuurlijk een zeer kort commentaar bij schreef. Of van Armando. Maar het is natuurlijk aardig Paul Snoek eens op te duiken, zoals Tom Lanoye doet, of aandacht te vragen voor een hedendaagse auteur als Rob van Essen (de keuze van Marja Pruis).
Zeer merkwaardig is dat het door Alex Boogers gekozen verhaal van Salinger ontbreekt, het mocht niet worden opgenomen, terwijl zijn commentaar wél staat afgedrukt. Het verhaal mag je zelf opzoeken. Had je dan niet even een ander verhaal kunnen kiezen, Alex, bijvoorbeeld van een van bovenstaande auteurs? Armando lijkt me echt iets voor jou. Van Lydia Davis zijn twee verhalen opgenomen. Goed, de keuze was vrij, maar op 21 verhalen oogt dit als armoede. Er wordt op zo’n boek toch redactie gepleegd? De samenstelling van de bundel lag bij Annelies Verbeke die ook de inleiding schreef. Ze schrijft hierin onder andere dat het korte verhaal vaak gaat over ‘meestal eenzame levens, geleid door personages die zich aan de rand van de samenleving bevinden of anderszins als buitenstaanders kunnen worden beschouwd’. Ik dacht dat dit voor bijna alle literatuur gold.
De verhalen van Davis zijn meteen de meest opzienbarende omdat ze verreweg het kortst zijn. Het verhaal ‘Doctorstitel’, gekozen door Saskia de Coster, telt zelfs maar twee zinnen, ik citeer:
‘Al die jaren dacht ik dat ik een doctorstitel had. Maar ik heb geen doctorstitel’. De Coster licht haar keuze van dit ‘genadeloos tragische of hilarische verhaal’ vervolgens in twintig zinnen toe (voor de toelichting verwijs ik naar het boek). Hoe korter het verhaal, hoe meer dit oproept. En dat klopt ook wel.
Hoe briljant is dit verhaal eigenlijk? vroeg ik mij af. Geïnspireerd schreef ik spontaan het volgende korte verhaal dat ik à la Coster vervolgens even toelicht.
Houd u vast:
‘Mijn broek zakt ervan af. Dat is goed nieuws.’
Er worden werelden door dit verhaal opgeroepen.
Allereerst is er bevreemding, zoals u weet een belangrijk kenmerk van literatuur. Wanneer iemand zegt dat zijn broek ervan afzakt, is er toch sprake van ergernis en niet van goed nieuws? Wat zit daar achter? Wat is er aan de hand? Tegelijk is er sprake van een sterke emotie. Vanwege het perspectief komt deze harder aan.
Het heeft er alle schijn van dat dit een dialoog is (dan bestaat dit verhaal dus geheel uit een dialoog, wat best bijzonder is), waarbij de tweede zin een commentaar is op de eerste. Hoe is dit commentaar bedoeld? Oprecht? Ironisch? (eindelijk zakt bij de ander, die doorgaans onverschillig is, ergens de broek van af; welkom bij de club Kritische Geesten). Cynisch? (de broek van de ander zakt overal bij af, dat is geen nieuws, hij of zij zegt gewoonlijk maar wat). En nogmaals: waar gaat het dan om? Het kan van alles zijn: van wereldnieuws tot een alledaagse ergernis (dat laatste vooral in de cynische betekenis).
We gaan er nu even van uit dat de eerste zin figuurlijk is bedoeld, maar de bedoeling zou ook letterlijk kunnen zijn, wat dit korte verhaal definitief in de sfeer van het alledaagse zou trekken: de broek zakt af, omdat de betreffende persoon is afgevallen, waarop de ander (die zich al tijden ergerde aan die dikke pens, haar/zijn broek zakte ervan af zeg maar) verheugd reageert. Het zou in deze letterlijke betekenis zelfs om een eigen commentaar kunnen gaan: hij/zij kan zijn/haar blijdschap niet voor zich houden. Het kan ook nog ironisch bedoeld zijn (de persoon wil helemaal niet afvallen, maar is daartoe onder druk gezet, o tragiek!).
Dit verhaal heeft dus een zowel elitaire, subtiele als een alledaagse, platte lading. Hoge en lage cultuur ineen! Wat een ambiguïteit! Ik blijk zomaar, zeg ik onbescheiden, literatuur te hebben geschreven.
Volgende week is het de Week van het Slappe Gelul.