Er bestaat een hoop bullshit. Rotzooi. Een kwalificatie die je bijvoorbeeld gebruikt – ik althans – als het om slechte televisieprogramma’s of slechte muziek gaat. Meestal verrassend populaire programma’s of muziek. Toch bullshit. Tegenwoordig hoor je deze term ook als het om banen gaat. Maar banen zijn toch altijd nuttig? Je krijgt er immers voor betaald? En vaak goed ook?
De term ‘bullshitjob’ is gemunt door antropoloog David Graeber die er een heel boek over schreef. Graeber zat afgelopen zondag in ‘Tegenlicht’. Aan het woord kwamen verder enkele mensen met bullshitjobs: banen waarvan ze zelf het nut niet van inzagen (dat is Graebers definitie van de bullshitbaan namelijk ). Ze waren product manager, voorlichter of mensenrechtenmanager (jawel). De meesten waren gestopt of hadden zich om laten scholen. Zo onverdraaglijk was het. Ik kan me er als buitenstaander iets bij voorstellen.
Er is al lang een discussie over de zogenaamde managerscultuur: de cultuur waarin de managers die nergens verstand van hebben en te veel verdienen het leven zuur maken van deskundigen die te weinig verdienen. De laatsten moeten onmogelijke doelen halen, openstaan voor allerlei onzinnige bijscholing en voortdurend ontslag vrezen. Maar de bullshit schijnt alleen maar te zijn toegenomen. En dat zie je in één oogopslag als je de vacaturesites bekijkt. Je ziet functies waarvan je geen idee hebt waarover ze gaan. Vaak in ronkend Engels geformuleerd: content managers, communicatiedeskundigen, marketingcoördinatoren, managers social media. Als je vervolgens de functiebeschrijving bestudeert, word je daar niet veel wijzer van, omdat het hierin wemelt van de vage formuleringen en het jargon. Hoe definieer je een ‘hands-on-mentality’? Wanneer ben je ‘agile’? Hoe roei je een bedrijf van de wal af? Er zijn al heel wat leuke taalboekjes over geschreven, maar eigenlijk is het diep bedroevend.
Het zijn functies die naar je gevoel weinig kunnen voorstellen, hoewel je er wel de juiste opleiding en een heleboel ervaring voor nodig schijnt te hebben. Dit zijn functies voor hoogopgeleiden. Huiverend klik je de advertentie weg, waar steevast een foto van een piepjonge HR-manager bij staat. Ook al zo’n bullshitbaan. Types die een CV, een heel leven, in negen seconden scannen. ‘Content’ lijkt weinig van doen te hebben met inhoud. En sociale media zijn toch oppervlakkig tijdverdrijf? Nooit van mijn leven, denk je dan. Maar wat dan wel? Er lijken wel uitsluitend van dit soort banen te bestaan. Consultants, trainers, coaches, noem maar op.
En denk maar niet dat het uitsluitend om het harde bedrijfsleven gaat. Je ziet deze banen ook op vacaturesites voor de journalistiek, de ideële sector en de cultuursector. Wie doen dan nog het echte werk? vraag je je af. Is dat er nog wel? Geen wonder dat bijvoorbeeld zorginstellingen en musea vooral draaien op vrijwilligers. De betaalde banen aldaar zijn de banen rondom het echte werk. De mensen die zich bezighouden met strategieën en bullshitcommunicatie op de diverse internetfora. Als je je abonneert op een nieuwsbrief van respectabele organisaties als de VPRO of de Vogelbescherming, ontvang je de meest stompzinnige mailing vol bullshittaal. Je bent tegenwoordig overal een kanjer en een topper. Getverdemme. Nooit doen dus!
De vraag waarom nog zoveel mensen de bullshitsector in willen en daarna koste wat kost hun bullshitbaan willen behouden, is makkelijk te beantwoorden, beaamt ook Graeber: je kunt er lekker mee verdienen. Want dat is het idee dat je als werkzoekende krijgt: hoe groter de bullshit, hoe hoger het salaris. Het omgekeerde is ook waar. Op die manier blijven jonge mensen voor bullshitopleidingen kiezen. En kiezen ze mogelijk voor een hoop ellende. Want echt gelukkig word je er niet van.