Er is een een hoop ophef ontstaan over de hertaling die neerlandica Michelle van Dijk maakte van Couperus’ Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan. In 2010 verscheen er al een hertaling van Max Havelaar door Gijsbert van Es. Uitgeverij Taal & Teken geeft middeleeuwse en renaissance-teksten in hertaling uit. Het is een trend. Voornaamste drijfveer is om jongeren aan het lezen van historische teksten te krijgen.
Het is opmerkelijk, omdat je in mijn middelbareschooltijd – eind jaren zeventig, begin jaren tachtig – dit soort initiatieven niet had. Toen kwam de stijl van Multatuli en Couperus ook archaïsch over. Maar die werd juist geroemd omdat deze schrijvers zich hierdoor onderscheidden. Het waren ieder op hun manier grote stilisten: Multatuli schreef ‘levend hollandsch’ en Couperus’ stijl was een typisch voorbeeld van l’art pour l’art. Multatuli had zijn hertaling misschien nog toegejuicht omdat bij hem de boodschap van de mishandelde Javaan (nu Filippijn of Koerd) voorop stond. Couperus zou gestorven zijn van ellende.
Couperus’ prachtige stijl is inderdaad óók lastig. Veel lange zinnen, inversie, neologismen. Historische teksten las je in mijn schooltijd met verklarende woordenlijsten (bijvoorbeeld in een Bulkboek). Vaak samen met de docent die de vreemde woorden toelichtte. Docente Michelle van Dijk stak haar tijd liever in een hertaling. Het gaat haar om de psychologie en het verhaal, niet om de taal. Ze prijst Van oude mensen aan als een netflixserie. Het is alsof je van een Van Gogh of een Picasso een realistisch schilderij maakt.
De hertaalster heeft zich volgens eigen zeggen nederig opgesteld. Maar uit de voorbeelden die gegeven zijn, blijkt dat de geheel eigen taal van Couperus grotendeels is verdwenen en daarmee de unieke sfeer en een belangrijk deel van de literaire kwaliteit. Woorden als ‘coterie’ en ‘voornaam’ zijn typisch Couperus-idioom. Een coterie was niet zo maar een ‘kennissenkring’. En wat is er in godsnaam mis met het woord ‘voornaam’? Leerlingen hoeven niet meer zo’n rijke woordenschat te hebben van deze docent Nederlands.
Van Dijk presenteert zich graag als anti-elitair: ‘Mijn ideologie is: bied alles aan alle leerlingen aan, hoog en laag, dan behouden ze het goede’, zegt ze. Wat een naïviteit. En wat een armoede. Van de stijl van Couperus hebben die kinderen straks geen idee meer. Het was juist door zijn schitterende, rijke taal dat ik Couperus graag las. Ook als scholier. Maar zelfs studenten Nederlands willen er, naar ik begrijp, geen moeite meer voor doen. Die hadden beter een andere studie kunnen kiezen.
De hertaling verschijnt niet voor niets in deze tijd, waarin we het onderscheid tussen hoge en lage cultuur – uit een vals rechtvaardigheidsgevoel – hebben losgelaten en geen enkele moeite meer willen doen om een beetje serieuze tekst te lezen, laat staan een oude tekst. Daardoor krijg je dit soort ideologieën. Het is verbijsterend dat zelfs toonaangevende neerlandici deze culturele verwatering toejuichen. ‘In zo’n cultuur leven we nu eenmaal’ (Marc van Oostendorp). ‘Liever luie lezers dan geen lezers’ (Marita Mathijsen). Laten we er dan maar meteen helemaal een streep onder zetten.
Ook dat de critici er in de media van langs krijgen en weggezet worden als puristen is een teken des tijds. ‘Couperus afgestoft’ kopt mijn krant. Diens taaljuwelenkist wordt echter naar het geheugen of het museale DBNL.nl verbannen. Of een leerling, of welke moderne gemakzuchtige lezer dan ook, alsnog naar de originele versie zal grijpen, zonder warme pleitbezorgers, waag ik te betwijfelen. Benieuwd wie er straks aan de beurt zijn. Nescio? Reve? Een schrijver is zijn eigen stem.