Thomas Rosenboom is een van mijn persoonlijke favorieten. Helaas moest ik lezen dat hij met pensioen is. Ik mocht dus blij zijn dat Van Oorschot hem nog tot 74 nieuwe bladzijden heeft weten te bewegen. Het is een boekje in een serie wandelboeken van Van Oorschot (‘Terloops’ gedoopt). Het is wel een heel minuscuul boekje geworden, kleiner nog dan het doorsnee cadeauboek. Maar het moest natuurlijk een formaat zijn dat handig in de jaszak past.
Rosenboom maakt al 24 jaar dagelijks dezelfde wandeling, wat opmerkelijk is, aangezien de stad zoveel meer te bieden heeft. Die routine moest dus een andere reden hebben, waar ik alleen maar een vermoeden van had, en die ik hoopte in dit boekje aan te treffen. Lang geleden ben ik hem eens in het centrum tegengekomen, ter hoogte van de Utrechtsestraat. Dat moet tijdens een van die wandelingen geweest zijn. Ik herinner me een wat verwilderde blik en wapperende jaspanden.
Voorin het boekje staat een zelf getekend kaartje. De route kruist inderdaad de Utrechtsestraat. Hij begint op de Oudezijds Voorburgwal, en voert langs de IJ-kant van het Centraal Station over de gehele Prinsengracht, om via de Amstel en het Rokin weer bij huis uit te komen.
Het is blijkbaar geschreven voor een erg algemeen publiek. Rosenboom legt bijvoorbeeld uit wat een amsterdammertje is. Hij doet ook de ontstaansgeschiedenis van Publieke Werken uit de doeken, die elke Rosenboom-liefhebber kent. Moest dat van de redactie soms? Wie Amsterdam goed kent, komt heel veel bekend voor. Die weet wel hoe het IJ eruit ziet. De zwart-witfoto’s van de schrijver zelf, waarmee de tekst is verlucht, geven het weer een grappig vervreemdende sfeer.
Gelukkig gaat het niet om een toeristisch wandelboekje. De schrijver wijdt op een vrij willekeurige manier over juist de kleinste, en meest banale observaties uit. Die betreffen vaak de natuur: de zwaan die niet vanuit een gracht kan opstijgen, het broedsel van een stel meerkoeten op een grachtenbootje voor zijn huis, dat keer op keer mislukt. Typische Rosenboom-observaties. Hij blijkt een vogelaar, die echter nooit eens meemaakt wat in de vogelgids beschreven staat, bijvoorbeeld hoe een sperwer genadeloos zijn prooi achtervolgt. Ook die ironie is des Rosenbooms.
Dat is het fijne van ‘De grote ronde’. Dat het zo’n authentiek boekje is. Hij beschrijft zijn dagelijkse ergernissen, maar laat deze altijd volgen door nuance en mildheid. Exhibitionisme vervult hem met weerzin, maar is hij als schrijver (en wandelaar) niet zelf ook een exhibitionist? Hij bekijkt de wereld met de open blik van de buitenstaander die graag mee wil doen. Hij kan makkelijk bewonderen. Rosenboom is op onopzichtige wijze sympathiek.
Alles is weer opgetekend in een mooie bedachtzame stijl inclusief de kenmerkende archaïsmen, waarvan hij er altijd weer een weet te bedenken waar je zelf nooit opgekomen zou zijn (‘onbedenkens’). Met prachtige typeringen als: wandelen is ‘een nog maar net actieve manier van nietsdoen, ongeveer zoals uit het raam kijken wanneer er buiten niet veel te zien is’.
Dan de hamvraag: waarom elke dag diezelfde wandeling? Een belangrijke reden ligt voor de hand: om na te kunnen denken over zijn romans en verhalen. Zonder op de omgeving te hoeven letten, omdat die hem overbekend is.