Alweer tien jaar geleden overleed Harry Mulisch. Reden waarom de onsterfelijke schrijver weer even in de aandacht staat . Er verschijnt een biografische schets van Onno Blom (De wondergrijsaard), op Literatuurmuseum.nl kun je een virtuele wandeling door zijn schrijverskamer maken en Coen Verbraak maakte een documentaire. Vooraf rijst de vraag hoeveel dit toe zal voegen aan wat we al van Mulisch weten, maar het stemt in ieder geval nostalgisch.
Want Mulisch stamt uit de tijd van de grote schrijvers: Reve, Hermans, Claus, Haasse, Wolkers. Auteurs die honderdduizenden exemplaren van hun romans verkochten, omdat lezers zich in hun onderwerpen herkenden: de Tweede Wereldoorlog, homo-emancipatie, seksuele revolutie, Indië. Het was de tijd dat je schrijvers nog regelmatig op het televisiescherm zag.
Die media-aandacht heeft volgens Mulisch-biograaf Sander Bax bijgedragen aan het idee van hun grootheid: ze kregen immers uitgebreid de ruimte aan hun imago te werken. Hoewel dat laatste waar is, is het ook wat flauw om te zeggen. Vooral het werk van deze schrijvers sprak tot de verbeelding. Bovendien hadden ze ook echt iets te zeggen. Het waren stuk voor stuk autonome denkers en erudiete persoonlijkheden. Ze verrasten, ook door wat ze in interviews zeiden. Naast romans uitten ze zich in essays, pamfletten of polemieken.
Hoe zit het met de eeuwige roem van deze schrijvers? Uitgeverijen doen nauwelijks aan heruitgaven of nieuwe drukken. Bibliotheken zijn slecht gesorteerd of verdwijnen. Nederlands studeert niemand meer. Daarom moet het vooral van de middelbare scholen komen, waar schrijvers als Mulisch, Hermans en Wolkers nog (moeten) worden gelezen. Het blijken dan wel altijd dezelfde boeken, als De Aanslag, De donkere kamer van Damokles of Turks Fruit. Reve blijkt buiten de boot te vallen, las ik in Trouw, want plotloze boeken en ironie schijnen leerlingen niet te begrijpen. Zelf heb ik mij op mijn vijftiende bij De Avonden een ongeluk gelachen. Maar misschien heeft de huidige, bloedeloze tijd de ironie wel vernietigd.
Er blijken ook docenten Nederlands te zijn die Mulisch niet meer aanraden. Zo zegt Michelle van Dijk (die eerder de taal van Couperus te moeilijk vond) dat leerlingen de symboliek in zijn boeken niet begrijpen. Structuuranalyse vindt ze ouderwets, het gaat meer om ‘beleving en herkenning’. Dan gaat het eigenlijk niet meer om literatuur. Bovendien vindt ze Mulisch seksistisch en daardoor achterhaald. In plaats van leerlingen aan te zetten zich in andermans denkwereld te verplaatsen raadt ze vooral recente boeken aan, omdat die beter zouden aansluiten bij hun belevingswereld. Wat een armoede. Doe als docent wat beter je best zou ik zeggen. Met dit soort docenten houdt het met de eeuwige roem – en de literatuur – snel op.