Een schrijver waar ik regelmatig aan denk is Nescio. Dat heeft te maken met het Hollandse landschap waarover hij in zijn fictie en in zijn Natuurdagboek zo prachtig schreef. Het was hem zeer lief en hij kon zich geweldig opwinden als er weer een dierbare plek aan de vooruitgang werd opgeofferd. Om die reden was hij lid van de Bond Heemschut die zich inzet voor behoud van cultureel erfgoed en die nog steeds bestaat.
Het liefst wilde Nescio dat alles bleef zoals het was. Hij noemde zich een idealist en dat idealisme had vooral betrekking op schoonheid. Regelmatig maakte hij tochten door het land om deze schoonheid terug te vinden. In zijn Natuurdagboek schilderde hij het landschap met zijn pen, als een impressionist: ‘De zee bij Muiderberg vooraan blauw, verderop wat grauwig, zon op ‘backbay’. De eeuwig stilstaande optocht van de boomen van Naarden naar zee net te zien in de neveligheid – De zon op de stammen.’ Hij hield van de vergezichten: ‘Bij Muiden heel ruim gezicht naar Hilversum (de toren), heel ver, romantisch ver. Het tintelende brok water!’ en ‘Gezicht van de hei in de vallei ver en melancholiek en dampig. Rideau van donkere boomen, daaroverheen de bosschen van Baarn. Toren van Eemnes droevig. Geweldige wolkenlucht, vrij egaal.’
Ik moet regelmatig aan hem denken als ik dit soort uitzichten zie, zoals in de polder van Eemnes, hoewel de kerktoren mij niet somber stemt, integendeel. Ik hou net zo veel van het karakteristieke Nederlandse landschap als hij. Maar ook denk ik aan zijn woede over het verdwijnen ervan. Zoals in een ingezonden brief in De Groene Amsterdammer van 2 februari 1952 naar aanleiding van de bouw van een ‘fabriek van koekebakkers-artikelen’ bij Zierikzee, een stad die hem na aan het hart lag en een belangrijke rol speelt in zijn werk: ‘M o e t a l l e s geïndustrialiseerd worden? Waarom zijn we niet blij, dat er ten minste ergens een gebiedje is, waar de bevolking niet toeneemt?’ De teloorgang heeft alleen maar doorgezet en dreigt zich nu een rap tempo verder te voltrekken.
Door de Regionale Energiestrategie (RES) worden gemeentes onder druk gezet om duurzame energie te realiseren. In plaats van dit landelijk te regelen en fraaie dorpsgezichten, oude polders en rivierlandschappen te ontzien. Straks verrijzen er overal torenhoge windturbines die niet in verhouding staan tot de omgeving en zullen uitgestrekte blikkerende zonneweides het groen bedekken. En geen politicus die vraagtekens zet bij de almaar groeiende welvaart en overdadige consumptie waar die energie voor nodig is.
Een andere bedreiging voor het Nederlandse landschap is de oprukkende bebouwing: er moeten één miljoen nieuwe woningen komen, omdat de bevolking blijft toenemen, deze eeuw al met twee miljoen. Ook dit wordt aan gemeentes overgelaten. Als je zegt dat het kleine oppervlak van Nederland niet veel meer inwoners aankan, ben je een provinciaal of, erger nog, een fascist.
Zolang taboes als ongebreidelde economische groei en bevolkingstoename niet worden geslecht zal het landschap steeds meer verrommelen en verdwijnen. Terwijl rust, ruimte en schoonheid van essentieel belang zijn voor het welzijn. In dezelfde brief schrijft Nescio: ‘In Nederland zal binnenkort geen plek meer zijn, waar iemand tot bezinning kan komen. Wij zijn toch o o k mensen. Veel vragen we niet. Waarom moeten wij a l t i j d de verdrukte minderheid zijn?’
Als ik bedenk dat de onbedorven horizon van Eemnes of het oude rivierlandschap van de Eem mogelijk verpest wordt door kille techniek voel ik de woede van Nescio.
Bron: ‘Verlangen zonder te weten waarnaar. Over Nescio’, Maurits Verhoeff, Bas Lubberhuizen, 2011