Nu is het mij toch overkomen! Ik had de Boekenweek met opzet overgeslagen, zodat het mij zeker, zeker niet zou gebeuren. Het boek dat ik op het oog had zou ik de week erna wel aanschaffen. Ik wilde niet de indruk wekken dat mijn begeerte uitging naar het Boekenweekgeschenk. Of naar het Boekenweekessay dat – moeilijke naam immers – niet meer zo mag heten. Daar is overigens wel een betere reden voor te verzinnen. Beide zijn zowel naar omvang als inhoud flinterdunne maakwerkjes. Al veel te veel had ik ervan ontvangen en van mijn boekenkast naar een verhuisdoos verbannen.
Ik weet waarover ik het heb.
Belangstelling heb ik evenmin voor de opzichtig verzonnen thema’s, die met het jaar infantieler worden en niet in de buurt komen van de complexe en verfijnde thema’s van mijn eigen boeken. ‘Ik ben alles’? Dat maak ik zelf wel uit. Hoepel op met je platvloerse marketingweek!
De week na de Boekenweek vlei ik mijn nieuwste aanwinst, een heruitgegeven klassieker, op de toonbank en raak in gesprek met de vriendelijke boekverkoper. Iemand met verstand van zaken en van zekere leeftijd. Een geestverwant. Na ons korte, maar zeer geanimeerde gesprek vraagt hij in één adem door of ik een Boekenweekgeschenk wil. Verbijsterd hoor ik mezelf ermee instemmen. Het lag natuurlijk aan de vriendelijke aard van het gesprek. Toch had ik, principieel als ik in dezen was, ferm moeten zijn. Het boekje heette De eerlijke vinder.
Ik schaamde me tegenover mezelf.
In de trein begon ik – toch nieuwsgierig – erin te lezen, maar kreeg algauw genoeg van de eenvoudige zinnetjes met af een toe een gezochte metafoor. De hoofdpersonen, twee schoolkinderen, interesseerden mij volstrekt niet. Basisschoolproza in alle opzichten. Deze ging niet mee naar huis, dat wist ik zeker! Wat te doen? In de vuilnisbak dan maar? Maar dat stuitte mij als boekenliefhebber te veel tegen de borst. Zelfs met zo’n prul diende je respectvol om te gaan. Ik nam een beslissing.
De trein gleed mijn station binnen. Ik greep de linnen tas die mijn prachtige nieuwe boek omhulde en hing deze over mijn schouder. Het geschenk bleef op de treinstoel achter, het helle wit van de omslag stak lonkend af tegen de rode kunststof bekleding.
Voor de eerlijke vinder.