Pleitbezorger

Het is zeven jaar geleden dat Wim Brands overleed. Ik behoor tot de velen die graag naar zijn programma Boeken keken. Het was zijn programma. Na zijn dood werd Boeken veel minder: Jeroen van Kan was inhoudelijk goed, maar miste Brands bevlogenheid, Carolina Lo Galbo had niet het niveau.
Brands was ook dichter. Ik hoorde hem in 2014 tijdens de Nacht van de Poëzie. Hij blaakte van trots en zelfvertrouwen. Hij signeerde zijn bundel ’s Middags zwem ik in de Noordzee alsof het een bijzondere gunst was. Ik vond de gedichten aardig, maar niet geweldig. Even later presenteerde Brands de bundel in de plaatselijke boekhandel. ‘Is dit nou poëzie?’ vroeg een van de toehoorders. ‘Het is praatpoëzie’, haastte Brands zich te antwoorden.

Ik stelde hem de vraag waarom hij het niet over de ‘brief’ had die in het midden van de bundel stond en die over de moeilijke relatie met zijn vader ging en ook diens zelfmoord vermeldde. Een pijnlijke vraag misschien, maar Brands ging er uitgebreid en buitengewoon openhartig op in. ‘Mijn ouders waren een stelletje gekken’. Hij had mijn vraag waarschijnlijk toch niet op prijs gesteld, want toen ik aan de signeertafel een praatje wilde maken snauwde hij me af.
Een tijd later liep ik hem tegen het lijf bij de bakker in Gorssel – toevallig stond ik daarvoor ook nog bij de kruidenier achter Adriaan van Dis, een andere bewonderde presentator. Brands maakte een sombere indruk.
Ik schrok van zijn zelfgekozen dood twee jaar later. Ik wist niet van zijn depressiviteit. Zijn lichtvoetige gedichten wezen daar niet op. De brief uit de bundel kwam wel in een ander perspectief te staan. Maar ik had geen idee gehad. Hij had mijn vraag niet hoeven te beantwoorden.
Precies een jaar daarna verscheen zijn Verzamelde Gedichten bij Van Oorschot. Een mooi eerbetoon. Wim Brands was echter vooral een geweldige presentator en onmisbaar pleitbezorger voor het goede boek. Een figuur die we in het over het algemeen geestdode medialandschap node missen.