Meneer B. was een groot kattenliefhebber, hij hield zijn leven lang al katten. Als er een kat overleed nam hij een nieuwe. Niet uit bezitsdrang, maar omdat hij niet zonder kon. Hij koos altijd een oudere, kansloze kat uit het asiel die hij een mooie oude dag kon geven. Zijn huidige poes had gedragsproblemen gehad – geen wonder wanneer je een beest opsluit – maar was bij hem geheel tot rust gekomen. Ze had weinig ruimte nodig en nam genoegen met de kleine voor- en achtertuin waar ze als een sfinx voor zich uit lag te kijken.
Totdat de buren ineens katten namen. Kittens. Voor elk kind één. Hoewel ieder natuurlijk vrij was een kat te nemen – dat deed hij zelf ook – vond hij het jammer. Hij was bang voor de rust van zijn oude, nerveuze poes. Zijn vrees kwam uit: al snel wriemelden de kittens schaamteloos door zijn tuin en zijn kat durfde niet meer naar buiten.
Meneer B. werd kwaad. Waarom moesten de buren behalve kinderen ook nog eens katten nemen? Bovendien waren katten geen speelgoed. Ze hadden een hekel aan kinderen, die aan hun staart trokken en op andere manieren hun rust verstoorden. Het was regelrechte dierenmishandeling. Hij stond voor een dilemma. Toch moest hij de indringers uit zijn tuin verdrijven, zodat zijn poes weer naar buiten kon. Eigen kat eerst.
Eerst klapte hij hard in zijn handen, maar de kittens lieten zich niet verjagen, kwamen juist onbevreesd op hem af en streelden zijn benen. Er moesten hardere maatregelen genomen worden. Water zou helpen. Maar voordat hij een emmer water had gevuld of de tuinslang had aangesloten waren ze natuurlijk alweer weg. Ze moesten zo schrikken dat ze niet meer terugkwamen. Toen dacht hij aan een pistool.
Hij liet zich in de stad informeren. De winkel was een voor hem vreemde wereld. Meneer B. verbaasde zich over het aanbod. Het leken wel kanonnen. Totdat hij eindelijk een kleiner formaat vond. Hij vroeg hoever het pistool reikte. Ze vonden hem maar een vreemde oude man.
Gewapend kwam hij weer thuis. Maar hoe werkte zo’n ding ook alweer? Toen herinnerde hij zich opeens het pistool dat hij als kind had gehad en ook weer hoe het moest.
Het wapen lag prettig in de hand, al was de greep aan de kleine kant. Hij richtte het pistool op de schutting en zag tevreden hoe deze een lange, ferme straal uitstootte. Onwillekeurig maakte het pistool moordgevoelens in hem wakker. Genoeg kandidaten waar hij de loop op zou willen richten.
De volgende ochtend hoorde hij hoog gemieuw als van jonge zwanen en zag de kittens weer door het territorium van zijn poes banjeren. Het was meteen raak. De dieren schoten in paniek weg. Handig, zo’n pistool, dacht meneer B. Hoewel het hem ook wel pijn deed, omdat de katjes er zo aanbiddelijk uitzagen.