In het dorp van meneer B bevindt zich een oud park waar een monumentale botanische kas staat. Deze tropische kas werd begin twintigste eeuw gebouwd en kwam na de dood van de eigenaar in handen van een universiteit. Meneer B bezat oude herinneringen aan de kas: de weg naar zijn middelbare school voerde erlangs. Het dichtgegroeide park achter de hoge hekken en het grote glazen oog van de sprookjesachtige kas spraken toen al sterk tot zijn verbeelding. De universiteit droeg kas en park weer over aan de gemeente. Vervolgens was er in het gebouw een tijd een antiekhandel gevestigd. Het park werd vrij toegankelijk.
Meneer B. kwam er graag. In de kas kwamen cultuur en natuur samen. De majestueuze palm onder de koepel herinnerde aan het koloniale verleden. Het interieur maakte met de lukraak uitgestalde antieke meubels en schilderijen een wat rommelige indruk, maar sloot naadloos aan bij de historische entourage. De antiquairs waren vriendelijk. Er hing een geur van koffie. Het park vol uitheemse bomen was donker en mysterieus. Onder het grillige vlechtwerk van takken scholen onder meer een achttiende-eeuwse fontein, een Cupido-beeld en een enigszins bemoste colonnade met ionische zuilen. Nergens zag je de prozaïsche woningbouw die langs het park lag. Het was een wereld op zich waarin meneer B, romanticus die hij is, graag verdwaalde.
Aan deze periode kwam een einde toen het in verval geraakte gebouw onder druk van een plaatselijke politieke partij werd gerenoveerd. Het lekte, het was nodig. Een tuinarchitect bemoeide zich met het park. De prachtige groene entree van statige naaldbomen was van het ene op het andere moment verdwenen. Langs de rand werden bomen gekapt waardoor de appartementen en rijtjeshuizen langs het park in het zicht verschenen. De illusie van een betoverde wereld was weg. Behalve voor jongeren die het ’s nachts als hangplek gebruikten en er rotzooi achterlieten en vernielingen aanrichtten.
Na de renovatie werd de kas verhuurd aan een hip bedrijf dat er een theetuin en twee escaperooms in vestigde. Daar wilde meneer B voor geen goud in verdwalen. Hij kwam er dus nooit meer. Toen deed de energiecrisis het bedrijf de das om. De kas stond weer leeg. Laatst liep meneer B er weer. Op de aangeharkte paden en langs de strak gemaaide perken ontmoette hij een moeder met kinderwagen, een jogger en een stel grootouders met hun kleinkinderen. Het was een saai, burgerlijk park geworden. Meneer B miste de romantiek.
Somber keek hij naar de lege kas waarin de reuzenpalm eenzaam torende. Wat zou het volgende hoofdstuk in diens geschiedenis worden? Het felle zonlicht viel ongehinderd door de boomkruinen op de tuinman die op zijn knieën in de aarde wroette. Meneer B zag diens bilnaad boven de broekrand uitsteken. Hij maakte dat hij wegkwam.