Er was de laatste tijd veel ophef over de literaire canon omdat die voornamelijk uit mannen bestaat. Witte mannen en ook nog vaak dood. Een heleboel groepen voelden zich buitengesloten, de woede droop van de krantenpagina’s en de tijdlijnen van sociale media. Dat is meteen het vervelende van de discussies over inclusiviteit: de hoog opgelopen verontwaardiging, de beschuldigingen, het ‘wij’ tegen ‘zij’ (hoe ironisch). Alles wordt persoonlijk gemaakt.
De onevenredige samenstelling van de literaire canon is algemeen bekend (net zoals bijvoorbeeld ons slavernijverleden). Dat had iedereen tegenwoordig graag anders gezien, ook ontwikkelde, in cultuur en literatuur geïnteresseerde witte mannen, van wie niemand wil discrimineren. Zij willen er daarom niet op worden aangesproken (en op hun beurt gediscrimineerd worden, wat blijkbaar wél bon ton is).
De canon bestaat uit literaire werken die de tand des tijds hebben doorstaan en door elke generatie opnieuw als waardevol worden gezien. Het zijn per definitie oude(re) boeken. De canon is een manier om aandacht te vragen voor belangrijk cultuurgoed dat anders, door het verglijden van de tijd, dreigt te verdwijnen. Door sociaal-economische omstandigheden van destijds die we nu als onwenselijk beschouwen zijn dit vooral boeken van mannen. En omdat Nederland vroeger geen multicultureel land was, zijn ze ook nog eens wit.
Voor jonge, hedendaagse schrijvers is de canon dus niet bedoeld. Een ander verhaal zijn schrijvers die door de geschiedenis ten onrechte over het hoofd zijn gezien. De namen in de canon worden generatie na generatie ook wel makkelijk nagekauwd (een beetje als de top 2000). Ik kan tal van andere namen noemen die ook in de canon mogen staan (waaronder veel mannen). Enige correctie is altijd mogelijk. Natuurlijk moet het dan wel om literair zwaargewichten gaan en niet om excuustruzen (m/v/x of bicultureel).
Het vrouwelijke schrijverscollectief Fixdit wilde graag het een en ander rechtzetten en ijverde (met succes) voor een roman van de Vlaamse Virginie Loveling: Een revolverschot uit 2011 (voltooid in 1905). Ik had nog nooit van deze schrijfster gehoord en was onmiddellijk nieuwsgierig. Het boek bleek uitgegeven in de nieuw leven ingeblazen Salamander-reeks.
De korte roman (170 bladzijden) ademt de sfeer van het fin-de-siècle, maar is ook verrassend modern. Aan de ene kant is er sprake van noodlottige ontwikkelingen en een negatief mensbeeld, zo typerend voor het naturalisme (denk aan Van Deyssel en Emants), aan de andere kant zijn de vrouwelijke hoofdpersonen geen apathische slachtoffers zoals die voorkomen in de romans van mannelijke tijdgenoten als Couperus en Van Eeden. De zussen Marie en Georgine worden belazerd (door dezelfde man), maar in plaats van weg te kwijnen rekenen ze genadeloos met hem af. Alsof je een roman van Renate Dorrestein leest.
Wat al snel opvalt in Een revolverschot is de rijke, beeldende stijl, de realistische, soms rauwe beschrijvingen, de humor en de scherpe psychologische typeringen. Het boek is daarnaast ook een duik in de tijd met scènes van verdwenen gebruiken, en staat vol sterk tot de verbeelding sprekend verdwenen idioom, dat gelukkig door Annelies Verbeke in haar hertaling is gehandhaafd.
Welke kant het verhaal opgaat is aanvankelijk voorspelbaar: de titel alleen al, de zussen die aan het begin van het boek schietoefeningen doen (ook een geweldige, geestige scène), het optreden van een onbetrouwbare charmeur. De ontwikkelingen zijn vrij banaal. Maar als het schot eenmaal gevallen is (nog relatief snel), wordt het echt interessant en krijgt het verhaal meer diepgang. Het blijkt allemaal nog veel zwarter te kunnen.
Een revolverschot is geen onvergetelijk meesterwerk, maar wel een bijzondere roman die in de literaire canon niet misstaat.