De aantrekkingskracht van Hugo Claus

Over de biografie ‘De levens van Claus’ van Mark Schaevers

Als je mij vraagt welke Nederlandstalige schrijvers mij het meest inspireerden, dan staat Hugo Claus (1929 – 2008) bovenaan in het rijtje. Het verdriet van België is een van de absolute meesterwerken uit de wereldliteratuur. Ook als dichter maakte Claus veel indruk. Dan was er nog zijn performance: zijn recalcitrante, aforistische uitspraken die moeiteloos van zijn tong rolden. Van zijn optreden in Hier is… Adriaan van Dis in 1983 herinner ik mij onmiddellijk de vergelijking van de nonnen van de kostschool waar hij als kind verbleef met SS’ers (‘Waffen-SS in religieuze jurken’). Claus had lef en straalde dat uit. 
Wie zich nog van zijn eruditie en eloquentie moet overtuigen leze Groepsportret, een verzameling citaten uit interviews, bezorgd en op lemma gerangschikt door Mark Schaevers ter gelegenheid van Claus’ vijfenzeventigste verjaardag. Een geweldige titel omdat Claus regelmatig van mening veranderde (‘Ik ben niet bang om mezelf tegen te spreken’) en dus uit verschillende personen leek te bestaan. De levens van Claus, door dezelfde Schaevers, is in lijn met deze eerdere titel.

Liegen
Claus was een pathologische leugenaar. Liegen viel voor hem onder goede manieren. ‘Wie niet liegt, leeft als een beest,’ zei hij eens. Probeer dan de feiten maar eens te achterhalen. Vandaar dat je gerust kunt spreken van meerdere levens. De titel verwijst tevens naar de veelzijdigheid van Claus, die romans, toneelstukken en gedichten schreef en daarnaast ook beeldend kunstenaar en cineast was. Ook had Claus diverse liefdesrelaties die moeilijk uitdoofden en daardoor soms naast elkaar liepen. Schaevers is erin geslaagd uit de brij van feiten en fictie een levend beeld van de grote schrijver te creëren. Daarin valt een aantal aspecten op.

Vlaming in hart en nieren
Hoewel Claus in Italië, Frankrijk en Nederland woonde, bleef hij Vlaming in hart en nieren. In alledrie de landen hield hij het niet uit. Hij voelde zich er een buitenstaander. Hij miste de losse omgang van de Vlamingen (die soms ook een eufemisme voor fraude was). Nederlanders vond hij te eerlijk. Ook miste hij zijn familie. Zijn broers speelden een belangrijke rol in zijn leven. Thuis in Vlaanderen bloeide hij op. Hij schreef er zijn Oostakkerse gedichten (1955), die zijn faam als dichter vestigde. Hij was een stadsmens, woonde in Gent en in Antwerpen. Hij probeerde het platteland, maar miste daar de reuring.

Vertrouwde bronnen
De meeste inspiratie putte hij uit zijn eigen leven. Meer dan ik had gedacht. Tot in zijn laatste publicaties. De oorlog, zijn werk in een suikerfabriek (waaruit het toneelstuk Suiker ontstond), zijn tijd in Parijs met de Cobra-schilders en de Vijftigers, zijn ervaring met de filmindustrie, de vele vrouwen. Hieronder veel actrices: Elly Overzier, Kitty Courbois, Sylvia Kristel, Marja Habraken. Niet vreemd, aangezien Claus veel toneelstukken schreef en zich erg tot cinema aangetrokken voelde. Zijn werk voor toneel en film was mij voor een groot deel onbekend.
Zijn jeugd was voor Claus een belangrijke bron en een zeer pijnlijke. Zijn ouders waren collaborateurs. Hij had een problematische relatie met zijn vader. Als ‘moeilijke jongen’ werd hij op een katholieke kostschool gedaan. Later was hij een tijd lid van de NSJV, de Nationaal-Socialistische Jeugd in Vlaanderen. In interviews kwam hij met verschillende versies van de feiten. De lengte van zijn verblijf in een kostschool werd vaak overdreven, terwijl hij zijn lidmaatschap van de NSJV, begrijpelijkerwijs, bagatelliseerde.

Het kwaad
De nonnen hadden hem gevormd, zei Claus te pas en te onpas, hij leerde er te liegen en bedriegen, een pantser te vormen om zijn snel gekwetste ziel te beschermen, iets wat volgens hem later in het leven goed van pas kwam. Liegen was voor hem ook een manier om de buitenwereld op afstand te houden. Dat kun je iemand bijna niet kwalijk nemen.
Hoe zit dat met zijn jeugdige belangstelling voor de fascisten? We lezen dat deze vooral jongensachtig was, gebaseerd op uiterlijkheden (uniformen, messen, marsen). Bij Claus komt alles voort uit gevoel. Hij was een intuïtief schrijver. Voor structuur moest je bij iemand als Mulisch zijn, zei Claus een keer. Zijn vroege ervaringen in de kostschool en tijdens de oorlog droegen bij tot zijn preoccupatie met het kwaad; zijn werk druipt van het geweld.
Claus maakte veel van dichtbij mee: zoals het existentialisme van de jaren vijftig, de woelige jaren zestig, het Cuba van Castro. Maar meer als toeschouwer, zonder uitgesproken publieke stellingname. Hij kon met zowel linkse (Van Mierlo) als rechtse politici (Verhofstadt) omgaan, een enkele keer zelfs met iemand van dubieuze extreemrechtse signatuur. Hij was vooral geïnteresseerd in persoonlijkheden.

Ongrijpbaar
Claus voelde zich fundamenteel eenzaam, maar koesterde die eenzaamheid ook. Na uren van ingespannen schrijven had hij dan weer behoefte aan vertier. Behalve eenzelvig en afstandelijk, kon Claus ook innemend en wellevend zijn. In combinatie met zijn welbespraaktheid en eruditie maakte dat hem aantrekkelijk voor zowel mannen als vrouwen. Hij hield van spelletjes (scrabble, petanque) en vooral van samen eten en drinken. Iedereen was gebiologeerd door zijn persoonlijkheid. Hierdoor kwam Claus steeds weg met zijn minder sympathieke kanten en wist hij zich tot op het laatst door bewonderaars omringd.
Vrijheid stond bij Claus voorop, hij wilde leven in het nu, streefde naar het sublieme. Hij trok zich van niets en niemand wat aan (ni dieu, ni maître), wilde zich bevrijden van alles wat hem beklemde. Zijn streven was licht te leven, het leven als spel te zien (een woord dat veel in de biografie terugkomt), kritiek gleed (meestal) van hem af. Tegelijkertijd was hij de eerste om zichzelf te bekritiseren en relativeren, noemde zichzelf soms mislukt. Claus wilde graag ongrijpbaar zijn. Dat fascineert.   

Taal
Claus stond bekend om zijn barokke manier van schrijven, met veel adjectieven, en werd hier zowel om bewonderd als bekritiseerd. Hij hanteerde diverse registers, had geen vaste stijl, schreef avontuurlijk. Vast kenmerk was wel het gebruik van Vlaams dialect, wat een probleem gaf bij vertalingen. Naar redacteuren toe was hij opvallend makkelijk. Toen hij door zijn redacteur gewezen werd op een tegenstrijdigheid, droeg hij haar laconiek op dit te repareren. Hij veranderde voortdurend zijn gedichten. Zonde, dacht ik af en toe. Later in zijn leven werden zijn gedichten kaler.

Story of Privé
Schaevers gaat niet uitvoerig in op afzonderlijke titels. De 837 bladzijden tellende biografie bevat weinig fragmenten uit het primaire werk. Schaevers beschrijft vooral de ontstaansgeschiedenis en de receptie van de vele romans, dichtbundels, toneelopvoeringen en films. Hierbij maakt hij gebruik van een ongelooflijke hoeveelheid bronnen die de biografie veel diepgang verlenen. Verschillende versies van gebeurtenissen komen naast elkaar te staan.    
De biografie is buitengewoon gedetailleerd en staat vol prachtige anekdotes. Je krijgt het gevoel alsof alles er in staat. Zelfs de namen van Claus’ katten worden vermeld. Of wat hij at. In de uitgebreide beschrijvingen van zijn affaires lijk je soms in de Story of de Privé beland, hoewel Schaevers de toon zakelijk houdt en iedereen met respect beschrijft. Hij heeft een aantrekkelijke pen, vol esprit. De biografie leest als een verhaal, of beter als meerdere verhalen (Deel I: Waarin Claus keizerlijk aantreedt…; Deel II: Waarin Claus knort van genot bij de inval van het Duitse leger…, enzovoort, waarmee Schaevers lijkt te verwijzen naar de schelmenroman).

Schaevers heeft echt alles uit de kast gehaald om op zijn glibberige sujet vat te krijgen. De levens van Claus is een biografie als een overvloedige en uitgelezen maaltijd, zoals Claus die graag verorberde, met een bitterzoete afsluiting waarin de laatste weken voor zijn euthanasie (hij leed aan Alzheimer) met het vele afscheid op aangrijpende wijze worden beschreven.   

De levens van Claus, biografie, Mark Schaevers, De Bezige Bij, Amsterdam, 2024. €49,99