Adelaar

Bij de restauratie van de beelden van het Paleis op de Dam

Voor even is hij neergestreken
maar voor een paar weken
en spreekt je aan, nog wat beduusd
en duidelijk niet uitgerust

nahuiverend van de gesels
van najaarsstormen en zilte regens
over het paleiselijk dak
in zijn geoxideerd verenpak

het loon van eeuwen trouwe dienst
hij die nooit zijn post verliet
zijn blik staat licht verwijtend
nu hij je aan kan kijken

Opgebouwd uit platen koper
droeg hij Maximiliaans kroon
de bladen ervan verbogen
rustplaats van luie vogels

wat hij in zijn leven zag
las ik in zijn ontstelde ogen
maar ook vonken bewondering
en keizerlijk mededogen

Zo is ons treffen verlopen
straks zal hij met vergulde veren
zelfbewust als ooit tevoren
naar zijn plek zijn teruggevlogen

waar het allemaal begon
en niet meer hebben bewogen
Door zijn gouden glinstering
zweven onze blikken naar boven.