Tabee boekhandel

Waarom kom je graag in een boekhandel? Voor het aanbod natuurlijk, maar ook vanwege de sfeer, de ontmoeting met gelijkgestemden, de boekhandelaar met wie je je liefde voor literatuur deelt. Zulke boekhandels vind je steeds minder. Kleine boekwinkels zijn door de ontlezing en hoge huren voor een groot deel verdwenen, de boekverkopers met wie je graag een woord over literatuur wisselde met pensioen.
Ik zocht daarom vaak mijn toevlucht tot boekhandel Scheltema in Amsterdam. Misschien een onpersoonlijk warenhuis, maar wel een kwalitatief goede boekhandel. Er liep nog een enkeling rond die jouw liefde voor het goede boek deelde.

Intellectuele uitstraling
Meteen als je de winkel binnenkwam, stuitte je op tafels vol kwaliteitsliteratuur, van romans tot biografieën. Alles lag er. Je kon ze allemaal inzien, vergelijken, je laten verrassen door een nieuwe uitgave, zoals dat hoort in een boekhandel. De poëzie, het ondergeschoven kind van de literatuur, was redelijk voorin de winkel te vinden en mooi uitgestald. De winkel had een intellectuele uitstraling.
Dat is helaas veranderd.
Ik was er al een beetje bang voor toen ik las dat Atheneum de winkel had overgenomen. Wat moest een bedrijf met twéé goede boekwinkels, en ook nog op korte afstand van elkaar?
Het vernieuwde Scheltema lijkt bedoeld voor een ander, breder publiek.

Lees verder “Tabee boekhandel”

De geur van het paradijs

Over Paul Gauguins ‘Noa Noa’

De zintuiglijke, impressionistische film At eternity’s gate (2018) van Julian Schnabel over de laatste maanden van Vincent van Gogh bracht mij Gauguins Noa Noa in herinnering. Dit betreft diens verslag van zijn tweejarig verblijf op Tahiti, waar hij zijn eerste beroemde schilderijen maakte. De titel is Tahitiaans voor ‘heerlijke geur’, die het eiland met zijn onbedorven natuur en manier van leven bij de schilder opriep.
Na het zien van de mooie documentaireserie van Jeroen Krabbé had ik mij al voorgenomen het boek te lezen. Ik kocht een uitgave van Bijleveld uit 2017 bij een antiquariaat. Deze is gebaseerd op het originele manuscript en bevat de tien houtsneden die Gauguin ervoor maakte. De geschiedenis rond het manuscript, die evenzeer tot de verbeelding spreekt, wordt in de inleiding breed uiteengezet.

Promotie
Gauguin bedoelde de tekst als begeleiding en promotie van zijn Tahitiaanse schilderijen die vanaf 1893 in de Parijse Galerie Durand-Ruel tentoongesteld zouden worden. Anders zou het ‘geciviliseerde publiek’ zijn ‘ongeciviliseerde werk’ niet begrijpen, en zouden ze niet verkocht worden. De tekst was bij de opening van de tentoonstelling bij lange na niet gereed. Aan de tien houtsneden was Gauguin nog niet eens begonnen.
Gauguin had Tahiti vooraf sterk geïdealiseerd. Een heel wat minder romantische, praktische reden was dat hij hoopte er als berooid kunstenaar op een goedkope manier te kunnen leven. Van het idealistische beeld dat hij van de Franse kolonie had bleef in de hoofdstad Papeete niets heel: ‘Dit was Europa, het Europa waarvan ik had gedacht mij los te snijden! – En het was Europa nog verergerd door het koloniale snobisme en de na-aperij, bespottelijk tot in het karikaturale, van onze zeden en gewoonten, onze modes, onze ondeugden en onze beschaafde belachelijkheden.’ Na drie maanden trok hij daarom het binnenland in.
45 kilometer verderop vond hij in de jungle alsnog zijn paradijs.

Lees verder “De geur van het paradijs”

De Stem des Volks

Op zich juich ik toe dat een Kamervoorzitter een zitting inleidt met een gedicht. Bij Martin Bosma voelde dit ongemakkelijk. Zijn PVV wil flink bezuinigen op kunst en cultuur. Ook staat de partij bekend om haar hardheid en onverdraagzaamheid, eigenschappen die haaks staan op wat poëzie doorgaans wil uitdragen. Het leek daarom meer op pesterij, op het pakken van de elite, wat deze rancuneuze volkspartij graag doet. Poëzie kan immers beschouwd worden als een elitaire aangelegenheid: je hebt er scholing en ontwikkeling voor nodig en enige intelligentie. Overigens kun je met wil en volharding veel bereiken. Als pesterij Bosma’s opzet was is hij erin geslaagd.

Boegbeeld van de linkse elite, cabaretier Freek de Jonge, startte in dagblad Trouw een schrijfactie, De Stem des Volks, om de Kamervoorzitter aan democratische waarden en het wezen van poëzie te herinneren. Er kwam veel respons: de Kamervoorzitter krijgt uiteindelijk zo’n negenhonderd gedichten om zijn oren. Of hij er wat van opsteekt? Ik hoop het, maar PVV’ers hebben harde koppen. Hoe dan ook is het goed een tegenstem te laten horen, zeker in deze sombere politieke tijden waarin de onderbuik regeert. Hieronder mijn twee bijdragen.

Lees verder “De Stem des Volks”

De waarde van de verbeelding

Bij het overlijden van Tonke Dragt (1930 – 2024)

Over het belang van lezen zijn al veel vervelende stukken geschreven. Toch is het allemaal waar. Omdat ik veel las wist ik op school al hoe je woorden spelde en kon ik goede opstellen schrijven. Ik wist dat de wereld ruimer dan de alledaagse werkelijkheid was. Maar bovenal waren boeken een bron van plezier.

Ridderlijkheid
Ik moest hieraan denken bij het overlijden van Tonke Dragt. Ze was een van mijn favoriete jeugdboekenschrijvers. Vooral vanwege de ridderromans De brief voor de koning en het vervolg Geheimen van het Wilde Woud: avonturenverhalen vrij naar middelnederlandse ridderromans, maar dat wist ik toen nog niet. Dat gaf ook niet. Behalve door de spannende avonturen sprak De brief voor de koning ook door het onderwerp aan: een jongeman – maar net iets ouder dan ikzelf – die de regels van de nachtelijke wake voor de ridderslag trotseerde en zijn in nood verkerende medemens de helpende hand toestak. Waarmee hij zich – in tegenstelling tot zijn laffe, conventionele leeftijdsgenoten – een ware ridder betoonde. Zoiets blijft je je hele verdere leven bij. Dát doet literatuur: het verleent je inzichten. Niet door moralistisch te zijn, maar door het verhaal te laten spreken.

Lees verder “De waarde van de verbeelding”

De aantrekkingskracht van Hugo Claus

Over de biografie ‘De levens van Claus’ van Mark Schaevers

Als je mij vraagt welke Nederlandstalige schrijvers mij het meest inspireerden, dan staat Hugo Claus (1929 – 2008) bovenaan in het rijtje. Het verdriet van België is een van de absolute meesterwerken uit de wereldliteratuur. Ook als dichter maakte Claus veel indruk. Dan was er nog zijn performance: zijn recalcitrante, aforistische uitspraken die moeiteloos van zijn tong rolden. Van zijn optreden in Hier is… Adriaan van Dis in 1983 herinner ik mij onmiddellijk de vergelijking van de nonnen van de kostschool waar hij als kind verbleef met SS’ers (‘Waffen-SS in religieuze jurken’). Claus had lef en straalde dat uit. 
Wie zich nog van zijn eruditie en eloquentie moet overtuigen leze Groepsportret, een verzameling citaten uit interviews, bezorgd en op lemma gerangschikt door Mark Schaevers ter gelegenheid van Claus’ vijfenzeventigste verjaardag. Een geweldige titel omdat Claus regelmatig van mening veranderde (‘Ik ben niet bang om mezelf tegen te spreken’) en dus uit verschillende personen leek te bestaan. De levens van Claus, door dezelfde Schaevers, is in lijn met deze eerdere titel.

Lees verder “De aantrekkingskracht van Hugo Claus”

De laatste wil van de schrijver

Onlangs verscheen ‘nieuw werk’ van Gabriel García Márquez, die tien jaar geleden overleed: In augustus zien we elkaar. De voorgeschiedenis is inmiddels bekend: vanwege Alzheimer kon Márquez het boek niet voltooien en hij verbood uitgave na zijn dood. Wat bewoog de familie hiertoe toch over te gaan? Mocht de wereld niets van het literaire genie Márquez onthouden worden of was het ordinair geldgewin?

Dilemma
Het is een oude discussie: moet de laatste wil van een schrijver worden eerbiedigd? Of heeft die na zijn dood geen zeggenschap meer over zijn werk, omdat dat los is komen te staan van zijn persoon? Je zou kunnen zeggen: dat was zelfs tijdens zijn leven al, een auteur schrijft immers voor de ander. Wat zou ik zelf gevonden hebben als ik de schrijver was? Waarschijnlijk had ik het ook verboden. Maar als dode sta je machteloos, tenzij je het een en ander testamentair goed hebt vastgelegd.

Lees verder “De laatste wil van de schrijver”

Armoede

‘Haar hele lijf zwaaide heen en weer, met het wiegen van een meisje dat haar grote pijn verwerkt, in tweeën geklapt, drukkend op haar maag, om haar niet meer te voelen. Ach, je kunt beter bevallen dan honger hebben!’ (‘De Kopstoot’ – Émile Zola)

Het was een verkiezingsthema. Van partijen van links tot rechts hoorde je dat mensen tegenwoordig moeite hadden om rond te komen. Uit de monden van rechtse politici was dit opmerkelijk, omdat die zich nooit eerder bekommerden om bestaanszekerheid. Het ging hun dan ook niet om de luie nietsnutten, maar om ‘hardwerkende Nederlanders’, zelfs over de middeninkomens. Hun armoede valt moeilijk te geloven. De winkelstraten en de terrassen lopen over. De zaterdag voor kerst was er een record aan pinbetalingen en er is voor meer dan honderd miljoen aan vuurwerk verknald. En in januari gaat men weer massaal de zomervakantie boeken. Verkiezingsretoriek dus.
Wat is armoede? Niet meer elk weekend de hort op of regelmatig uit eten? Niet in staat zijn dure concerten of sportwedstrijden te bezoeken? Niet op vakantie kunnen gaan? Wie echt wil weten wat armoede is leze De Kopstoot (L’Assommoir, 1887) van Émile Zola, die zich afspeelt in een Parijse volkswijk in de tweede helft van de negentiende eeuw.

Lees verder “Armoede”

De heldere pen van Nijhoff

Het zal niemand verbazen dat biograaf Bart Slijper, net als eerder bij Willem Kloos en J.C. Bloem, met zijn biografie van Martinus Nijhoff  ‘een beeld van zijn persoonlijkheid’ wilde geven en geen verklaring van het werk. Dat laatste is ook al uitvoerig gedaan, schrijft Slijper in zijn nawoord, en er bestaat zoveel materiaal, brieven, manuscripten en persoonlijke documenten, dat ‘zelfs een boek van duizend bladzijden’ niet zou volstaan. Dat beknopte komt de leesbaarheid ten goede. Opnieuw leest Slijpers biografie als een roman en is hij erin geslaagd bij zijn onderwerp ‘in de buurt te komen’.
Natuurlijk weet je niet wat de biograaf allemaal weglaat – ik wist bijna niets van Nijhoffs leven – maar Slijper vertelt een coherent verhaal, waardoor je niet het gevoel hebt iets te missen. Zijn aanpak is weldadig: hij oordeelt en verklaart niet, maar laat de feiten spreken en speculeert zonder hier al te stellig in te zijn. Hij heeft zich zo goed in de persoon verdiept dat zijn hypotheses zeer geloofwaardig overkomen en je nergens het gevoel krijgt dat hij de dichter tekort doet.

Lees verder “De heldere pen van Nijhoff”

Bloems doem

‘Laat die vlam altijd mijn hart verteren,/Door wier brand ik droefste dagen dùld;/Laat mij hijgen in een fel begeren/Zó verlangend en zó onvervuld.’ J.C. Bloem

Als je aan klassieke Nederlandse poëzie denkt, denk je algauw aan J.C. Bloem en dan vooral aan titels als ‘De Dapperstraat’ of ‘November’. Elke november komt het laatste gedicht op sociale media langs. Alle andere gedichten van Bloem waren ook geschikt geweest, want Bloem is een echte herfstdichter. Als jonge student Nederlands werd ik door mijn hoogleraar Redbad Fokkema – tevens poëziecriticus en dichter – voor zijn somberheid gewaarschuwd: Bloem, daar moest je mee oppassen, dat was zware kost. Zelf hield hij er zichtbaar van.
Ik vond Bloems gedichten meteen prachtig: muzikaal en verstaanbaar, en allemaal gingen ze over waar het volgens mij bij poëzie om moet gaan: de verklanking van levensraadsels, het oproepen van een magische werkelijkheid waarachter diepe waarheden schuilgaan. Dat gold ook voor het werk van tijdgenoten als Nijhoff, Slauerhoff en Marsman. Bloems voorbeelden waren de iets oudere Leopold en Verwey.

Lees verder “Bloems doem”

Bekende ingrediënten, eigen soep

Waar haal je als schrijver je inspiratie vandaan? Hoe creëer je nog iets nieuws? Hoe verras je de ervaren lezer voor wie ingrediënten algauw bekend voorkomen? Dat waren vragen die bij me opkwamen bij het lezen van Niets dat hier hemelt, de laatste roman van Tomas Lieske.
Een geïsoleerd leefgebied, in dit geval een mistig veendorp. Indringers die deze veilige wereld verstoren. Een oud huis in een bos. De genadeloze wreedheid van kinderen. Het voorlijke meisje dat zowel ergert als prikkelt. Het nazisme (het verhaal speelt in de jaren dertig), de zogenaamde vooruitgang, rijk versus arm. Het komt er allemaal in voor. Het zijn onderwerpen die we al zo vaak in romans zijn tegengekomen. Ze leveren geheid sfeer en spanning op. Is dit gebrek aan originaliteit? Effectbejag?

Eigen schepping
Een centrale rol in de roman speelt een veenlijk dat door een paar kinderen wordt uitgegraven: een ruiter te paard die in hun actie en in de tijd zijn bevroren. De hand van de ruiter ‘stak naar voren in een late poging het paard te strelen, moed in te spreken, te leiden tot het uit het moeras kon stappen.’ Ik moest onmiddellijk denken aan de slotscène van Michel Tourniers De elzenkoning, als de hoofdpersoon en zijn paard omkomen in een moeras. Lieske moet dit boek kennen, denk ik dan.
Is dat erg? Nee, zolang de schrijver er maar een eigen schepping van maakt. Het gaat om het totaal, de soep zeg maar die hij van al die ingrediënten bereidt. Schrijvers putten uit dezelfde werkelijkheid, uit een bepaalde intellectuele traditie, maar ieder roert deze  op geheel eigen wijze om. Originaliteit is een rekbaar begrip. Pogingen met iets totaal nieuws te komen zijn tot mislukken gedoemd. Je zou algauw in een kramp schieten en geen pen meer aanraken.

Lees verder “Bekende ingrediënten, eigen soep”