Het ego van de schrijver

Een schrijver heeft het voor een groot gedeelte over zichzelf. Dat kan zelfs niet anders. Een schrijver kan zich nooit losmaken van zichzelf, hij komt vanzelf op zijn pagina’s terecht. Bij een groot schrijver is er sprake van een eigen stem, die voortkomt uit diezelfde persoonlijkheid. De vraag of deze stem je aanstaat (omdat die weer aansluit bij jouw eigen persoonlijkheid) bepaalt of je een auteur al dan niet in de armen sluit. Een geliefde schrijver is inderdaad een vriend.

Natuurlijk heeft de schrijver er een heleboel bij verzonnen: hij (of zij) fabuleert. Dat is de reden waarom je hem nooit moet vereenzelvigen met de hoofdpersoon – iets wat je op elke letterenopleiding leert. Dat fabuleren onderscheidt hem als schrijver. Een echte schrijver beschikt over een enorme verbeeldingskracht en incorporeert zichzelf in iets groters. Neem de Amerikaan John Fante.

Lees verder “Het ego van de schrijver”

Klantreis zonder bestemming

Onlangs is door (het mij onbekende) KVB Boekwerk, ‘het kennis- en informatieplatform van de boekensector’, en Stichting Marktonderzoek Boekenvak onderzoek gedaan naar de ‘veranderde coronaklantreis’. In gewonemensentaal: het koopgedrag van de lezer tijdens de coronacrisis. Het verslag hiervan roept bij mij als lezer een enorme bevreemding op, als een raadselachtig werk van fictie, en dan ook nog eens bijzonder onaantrekkelijk.

Het weerzinwekkende van marketing is om mensen als groep te categoriseren en te behandelen. Het enige wat je volgens deze ideologie als verkoper hoeft te doen is de groepen in kaart brengen om deze vervolgens zo effectief mogelijk te manipuleren en te verleiden. Met uitgekiende strategieën wordt de klant bij de hand genomen en wijs gemaakt dat hij zijn beslissingen uit zichzelf heeft genomen. Het is consumentisme ten top. Reclame is hierbij vergeleken iets ouderwets en onschuldigs. Marketing is onderdeel van onze cultuur geworden; geen sector blijft gespaard, ook de boekensector niet. Zaak om je hier als individu tegen te verzetten – net als tegen elke andere vorm van gedwongen groepsvorming.

Lees verder “Klantreis zonder bestemming”

De jazzdichter

Gisteren werd Remco Campert 91. Een geliefd dichter en schrijver vanwege zijn lichte melancholie, oog voor detail en verstaanbaarheid. Om de laatste reden wordt hij meestal geen groot dichter gevonden. Niet zo goed als mede-Vijftigers Lucebert of Kouwenaar. Dichters bij wie je altijd even moet puzzelen. Het valt echter niet mee om een goed, verstaanbaar gedicht te schrijven: origineel én universeel. Probeer het maar. Het wordt al gauw plat en sentimenteel. Alleen de beste dichters kunnen schrijven met een bedrieglijke eenvoud.

Campert is ook een ‘jazzdichter’ met klassieke verzen over giganten als Charlie Parker (‘Je blies in je handen en er was muziek.’), Chet Baker (‘Zijn stem is een zachte regen/als de kleine voeten van het vreemde meisje/op het mollige tapijt’) en Eric Dolphy (‘Het staat vast/dat alle mensen sterven/maar van alle mensen het eerst/de jazzmusici’). Hij maakte de opkomst van de bebop mee en bleef er zijn hele leven aan trouw. Even droomde hij ervan trompettist te worden, maar hij bleek er geen aanleg voor te hebben (‘Ik blies wel, maar het leek nergens naar’). Mirjam van Hengel beschrijft Camperts liefde voor de jazz uitvoerig in haar mooie portret van Campert, Een knipperend ogenbik (2018).

Lees verder “De jazzdichter”

Kollaard deel II

Eerder op dit blog (14 juli) schreef ik over mijn nieuwsgierigheid naar de winnaar van de Libris Literatuurprijs 2020, Sander Kollaard. Hoe het boek me weliswaar vermaakte, maar ook licht teleurstelde. Vervolgens zag ik de aankondiging dat Kollaard bij de plaatselijke boekhandel zou komen signeren. Ik twijfelde of ik zou gaan. Ik vond zijn boek immers niet echt goed. Aan de andere kant vind ik het altijd interessant een (literaire) schrijver te ontmoeten en even te kunnen spreken. Maar zou er voor deze winnaar niet een lange rij staan tot ver in de winkelstraat (en niet alleen door de anderhalve meter)? Daar had ik geen zin in. Bovendien zou het dan wel een heel korte woordenwisseling worden. Ik besloot gewoon even langs te fietsen. Uit het leven van een hond in mijn fietstas. Mocht er een rij staan, dan kon ik gewoon doorfietsen.

Boekhandel Den Boer zag er verlaten uit. Binnen bleken er toch bezoekers, maar die stonden niet in de rij voor Sander Kollaard. Helemaal achterin de boekwinkel aan de leestafel zat de schrijver duimen te draaien, alleen in het gezelschap van iemand van de uitgeverij. Ik zou uitgebreid de tijd hebben met de ironicus kennis te maken. Het zei misschien iets over onze maatschappij. Dat schrijvers, literatuur en een literaire prijs niet tot de verbeelding spreken. Het kon ook zijn dat de vele (oudere) bewonderaars bang waren corona op te lopen.

Lees verder “Kollaard deel II”

Hou op met dat ‘coronalezen’!

In een recensie van de opnieuw vertaalde roman Het meesterwerk van Emile Zola werd er opnieuw een verband gelegd tussen lezen en de conoracrisis. Ger Leppers besloot zijn bespreking in Zomertijd van Trouw van 18 juli jl. als volgt: ‘Alles welbeschouwd schreef Zola de ideale roman voor tijdens een coronacrisis.’ Een in meer dan één opzicht merkwaardige conclusie.

Allereerst schreef Zola Het meesterwerk halverwege de jaren tachtig van de negentiende eeuw. Verder gaat de roman niet zoals ‘coronaboeken’ ‘De pest’ en ‘De stad der blinden’ over een besmettelijke ziekte, maar beschrijft zij het wel en wee binnen de Parijse kunstenaarsscene van die tijd. Goed, de hoofdpersoon raakt in een isolement, maar dit blijkt zelfgekozen. Blijkbaar vond Leppers de relatie ook niet zo sterk, omdat hij ‘alles welbeschouwd’ tot zijn conclusie kwam. Vreemd tot slot is dat hij spreekt van een coronacrisis, alsof we er al een paar hebben gehad. Of hij lijkt een voorschot te nemen op nog meer coronacrises, waar hij overigens wel eens gelijk in kan hebben.

Lees verder “Hou op met dat ‘coronalezen’!”

Gedoodverfd

Literaire prijzen kennen vaak gedoodverfde winnaars. Je kunt dit maar beter niet zijn, want jury’s laten zich niets voorschrijven. Zo had Manon Uphoff volgens velen de Libris Literatuurprijs 2020 moeten winnen. Daar kan ik niets over zeggen, omdat ik dat boek niet heb gelezen. Van de genomineerden las ik alleen ‘Zwarte schuur’ van Oek de Jong. Een uitstekend boek overigens. De winnaar Sander Kollaard zei mij niets. Ik had eerlijk gezegd nog nooit van hem gehoord.

De titel ‘Uit het leven van een hond’ vond ik nogal pretentieus en bovendien weinig origineel (het riep associaties op met ‘De geschiedenis van een hond’ van John Fante of de televisieserie ‘Dagboek van een herdershond’). Het onderwerp sprak niet tot mijn verbeelding. Het leek me kortom een nogal nietszeggend boek. Ik stoorde me aan het aanstellerige en oppervlakkige juryproza (‘Een boek met een positief mensbeeld, dat ons schokken van herkenning heeft bezorgd, lessen in levenskunst en oprecht leesplezier.’)

Lees verder “Gedoodverfd”

De dagelijkse ronde

Thomas Rosenboom is een van mijn persoonlijke favorieten. Helaas moest ik lezen dat hij met pensioen is. Ik mocht dus blij zijn dat Van Oorschot hem nog tot 74 nieuwe bladzijden heeft weten te bewegen. Het is een boekje in een serie wandelboeken van Van Oorschot  (‘Terloops’ gedoopt). Het is wel een heel minuscuul boekje geworden, kleiner nog dan het doorsnee cadeauboek. Maar het moest natuurlijk een formaat zijn dat handig in de jaszak past.

Rosenboom maakt al 24 jaar dagelijks dezelfde wandeling, wat opmerkelijk is, aangezien de stad zoveel meer te bieden heeft. Die routine moest dus een andere reden hebben, waar ik alleen maar een vermoeden van had, en die ik hoopte in dit boekje aan te treffen. Lang geleden ben ik hem eens in het centrum tegengekomen, ter hoogte van de Utrechtsestraat. Dat moet tijdens een van die wandelingen geweest zijn. Ik herinner me een wat verwilderde blik en wapperende jaspanden.

Lees verder “De dagelijkse ronde”

Lezen uit noodzaak

Bij alle ernst van de coronacrisis is het om je kapot te lachen hoe iedereen zich thuis dood dreigt te vervelen. Althans, dat is de indruk die wordt gewekt door berichten in de media en allerlei initiatieven om het leven voor de mensen in deze bange tijden toch nog een beetje aangenaam te maken. Oproepen tot lezen ligt dan voor de hand, omdat je dat lekker thuis kunt doen.

Zelf pakte ik altijd al liever een boek dan me te begeven in zwetende mensenmeutes in propvolle winkelstraten, op oververhitte evenementen of drukke stranden. Niemand hoeft mij bezig te houden. Dat de behoefte aan lijfgeur bij veel mensen diep geworteld zit, bleek dit weekend weer uit de drukte in bouwmarkten, recreatieparken en op stranden, waar velen het niet konden opbrengen de vereiste anderhalve meter afstand te houden.

Lees verder “Lezen uit noodzaak”

Literatuur, maar niet Eus

Ik zeg het heel eerlijk: ik had eigenlijk helemaal geen zin in Generaal zonder leger, het boekenweekessay van Őzcan Akyol, oftewel ‘Eus’. Het interview met hem in Trouw zei mij eigenlijk al genoeg: dit was de zoveelste aanklacht tegen de elitaire literatuur van een verongelijkte schrijver. Maar ik was toch benieuwd naar zijn argumentatie. Ik kwam van een kouwe kermis thuis. Het essay is vooral één lange tirade.

Om te beginnen krijgt een Veenendaalse boekhandelaar ervan langs die zijn klanten graag op goede boeken wijst. Elitair. Daarna gaat Eus tekeer tegen de studie Nederlands, die hij zelf amper twee jaar volgde. Zijn bezwaar is overbekend: al dat geanalyseer doodt het leesplezier. De universiteit is… elitair. Om die reden mijden jongeren volgens Eus de studie Nederlands. Flauwekul natuurlijk, je verdient er gewoon je hoge studielening niet mee terug. Vervolgens moeten de recensenten het ontgelden. Ze zijn… elitair. Het zijn allemaal ‘eenkennige’, ‘benepen’ en ‘hautaine’ ‘literaire puriteinen’, die voorbijgaan aan waar het bij boeken eigenlijk om gaat: leesplezier. Zoals bij de boeken die Eus zelf schrijft.

Lees verder “Literatuur, maar niet Eus”

Poëzie als engagement

Criticus, docent en dichter Alfred Schaffer moest nooit iets hebben van persoonlijke ontboezemingen in de poëzie, van sentimentaliteit. Hij huivert van de eigenliefde van de lyrische dichter die het schone bezingt en het sublieme nastreeft. Zijn voorkeur ging uit naar hermetische poëzie waarin het gaat om ‘het abstracte, het ontwijkende, het koele’, waarmee je als lezer alle kanten uit kan. Het uiten van emoties, het vertellen van een persoonlijke anekdote of het verkondigen van een boodschap was meer iets voor amateur-dichters.

In zijn Hans Groenewegen-lezing Op de rug gezien (in 2019 uitgegeven door PoëzieCentrum vzw), beschrijft Schaffer dat hij hier anders over is gaan denken. Hij kan zich zelfs het precieze moment herinneren waarop die verandering inzette. Het was in 2004, tijdens een festival in het Zuid-Afrikaanse Delft, waar ook amateur-dichters optraden. Hij werd geraakt door een gedicht van een vrouw (die hij enkel op de rug zag) over haar verkrachte dochter. Door een persoonlijk gedicht dus, dat makkelijk was na te vertellen – een andere typische eigenschap van amateurpoëzie. Schaffer concludeerde achteraf dat zijn ontroering veroorzaakt werd door haar geloof in de dichtvorm om haar verschrikkelijke verhaal over te brengen.

Lees verder “Poëzie als engagement”