In het dorp van meneer B bevindt zich een oud park waar een monumentale botanische kas staat. Deze tropische kas werd begin twintigste eeuw gebouwd en kwam na de dood van de eigenaar in handen van een universiteit. Meneer B bezat oude herinneringen aan de kas: de weg naar zijn middelbare school voerde erlangs. Het dichtgegroeide park achter de hoge hekken en het grote glazen oog van de sprookjesachtige kas spraken toen al sterk tot zijn verbeelding. De universiteit droeg kas en park weer over aan de gemeente. Vervolgens was er in het gebouw een tijd een antiekhandel gevestigd. Het park werd vrij toegankelijk.
Lees verder “Meneer B mist de romantiek”Overal Geert
De laatste tijd zag hij ze overal. Dat was sinds de verkiezingen. Daarvoor waren ze hem niet zo opgevallen. Meneer B. keek eigenlijk nooit naar andere mensen. Ze interesseerden hem niet, al had hij het beste met iedereen voor en was hij altijd vriendelijk en wellevend. Het viel hem op dat anderen zelden vriendelijk en wellevend terug waren. Vaak keek hij in een paar lege ogen of botste zijn blik op een houten hoofd. Dan was meneer B. altijd blij dat hij weer thuis was, tussen zijn boeken, zijn muziek en bij zijn kat en probeerde hij zijn medemens snel te vergeten.
Maar nu vielen ze hem dus op. Hij had begrepen dat dit de mensen waren die de verkiezingen hadden gewonnen. De gewone man. Het volk van Geert. Ze zagen er overigens niet uit alsof ze hadden gewonnen: hun gezichten stonden nog net zo hard en ontevreden als voorheen. Of kwam dat doordat de formatie nog niet echt wilde lukken? Hij verdacht ze er echter niet van dat ze het journaal en de krant volgden, al zou er toch wel iets van het nieuws tot ze doordringen.
Lees verder “Overal Geert”Vrijheid blijheid
Voor wat rust en ontspannen gesprekken met een oude vriend toog meneer B. onlangs naar de Utrechtse Heuvelrug. Ze hadden afgesproken in het mooie Doorn, een rustiek en statig plaatsje dat vermaard was om het kasteel van de Duitse keizer die hier na de Eerste Wereldoorlog zijn toevlucht zocht en er ruim twintig jaar woonde. Minder bekend was dat het de woonplaats van een van onze grootste schrijvers was.
Dankzij de klimaatverandering was het voor eind september zeer warm en de terrassen zaten vroeg in de middag al tjokvol. Een ideale middag om wat bij te praten. Blijmoedig bestelden de heer B. en zijn oude vriend hun eerste cappuccino.
Algauw werd hun conversatie overstemd door zwaar gebrul. Enkele duistere, in zwart leer gehulde motorrijders passeerden het terras, hierbij nog even extra gas gevend.
Meneer B. koopt een pistool
Meneer B. was een groot kattenliefhebber, hij hield zijn leven lang al katten. Als er een kat overleed nam hij een nieuwe. Niet uit bezitsdrang, maar omdat hij niet zonder kon. Hij koos altijd een oudere, kansloze kat uit het asiel die hij een mooie oude dag kon geven. Zijn huidige poes had gedragsproblemen gehad – geen wonder wanneer je een beest opsluit – maar was bij hem geheel tot rust gekomen. Ze had weinig ruimte nodig en nam genoegen met de kleine voor- en achtertuin waar ze als een sfinx voor zich uit lag te kijken.
Totdat de buren ineens katten namen. Kittens. Voor elk kind één. Hoewel ieder natuurlijk vrij was een kat te nemen – dat deed hij zelf ook – vond hij het jammer. Hij was bang voor de rust van zijn oude, nerveuze poes. Zijn vrees kwam uit: al snel wriemelden de kittens schaamteloos door zijn tuin en zijn kat durfde niet meer naar buiten.
Eigen horeca
Meneer B. hield veel van horeca. Vooral van de laatste lettergreep. Het café ademde een tijdloze romantiek en kon behalve met zintuiglijke versnaperingen verbonden worden met goede gesprekken en verstolen blikken op het schone geslacht. Het café stond voor vrijheid, voor mogelijkheden. Iedereen die hij bewonderde, schrijvers, kunstenaars trof hij op foto’s aan in cafés en op terrassen. Daar vergleed de tijd op de meest aangename manier en ontstond inspiratie. Daarom was hij al in zijn studententijd vaak in de kroeg te vinden. Hij maakte er vrienden, ontmoette er meisjes – hoewel meestal op afstand – en ontdekte nieuwe interessante bieren. In het buitenland bezocht hij steevast beroemde schrijverscafés: Les Deux Magots van Sartre, Pessoa’s A Brasileira, Café de la Paix van Simenon en natuurlijk Café de Zwart in de Spuistraat waar je levende schrijvers kon tegenkomen. De laatste tijd was de liefde voor het café helaas bekoeld.
Lees verder “Eigen horeca”Oleander
Meneer B. hield van Italië. De liefde betrof de associaties die het land bij hem opriepen; schoonheid, kunst, cipressen, rustieke heuvels, het dolce far niente. Als hij er was vond hij het er vooral vies, druk en lawaaierig. Maar eenmaal thuisgekomen, gevoed door zijn favoriete literatuur, nam de idylle algauw weer de plaats van de herinnering in.
Op zijn terras stond een oleander, als een soort ode aan het land. In een hierbij passende terracotta pot. Hoe hij aan de plant gekomen was wist hij niet meer. Hij deed hem denken aan de muren en bermen vol oleander die hij in Italië aantrof, aan dicht weelderig groen overdekt met geurende bloemen.
Zijn oleander bleef echter klein en, erger nog, bloeide niet. Meneer B. weet het aan het grimmige Nederlandse klimaat waarin de oleander zijn bloemenpracht weigerde te ontvouwen. Of moest hij hem in een grotere pot zetten? In beslag genomen door dagelijkse beslommeringen vergat hij dat idee weer.
Aan het eind van elk jaar verschrompelde de kleine scherm van groen tot helemaal niets, alsof de plant weigerde nog langer het onderwerp van regen en gure kou te zijn, om in het voorjaar in zijn oude vertrouwde vorm terug te keren. Elk jaar weer. Vanwege deze hardnekkigheid raakte meneer B. toch op de plant gesteld, ondanks het uitblijven van bloemen.
Mijn duifje
Meneer B. ging naar buiten om een sigaartje te roken. Zijn gedachten dreven mee op de wegkringelende rook. Wat was het toch een rustgevende gewoonte, die maar al te makkelijk door gezondheidsfanaten werd verketterd. Roken was gezond, daar was meneer B. van overtuigd. Het verminderde de stress.
De verrassend warme lentemiddag stemde hem een beetje melancholiek en hij dacht aan haar van wie hij nou al zo lange tijd niets had gehoord. Terwijl hij in zijn laatste e-mail zo zijn hart had uitgestort.
Twee duiven meldden zich op de dakrand van de schuur in het schelle tegenlicht. Toch zag hij hun verlangen. Nog altijd kwamen ze om voer bedelen. De hele winter had meneer B. een bord met vogelzaad op zijn terras staan. Er kwam natuurlijk een moment dat dit overbodig was en de vogels hun eigen voedsel moesten gaan zoeken. Maar zoals elk jaar stelde meneer B. dat moment voortdurend uit. Hij kon het gewoon niet over zijn hart verkrijgen met voeren te stoppen. Het toch irrationele idee dat zijn vogels dan zouden verhongeren weerhield hem ervan.