Meneer B. hield van Italië. De liefde betrof de associaties die het land bij hem opriepen; schoonheid, kunst, cipressen, rustieke heuvels, het dolce far niente. Als hij er was vond hij het er vooral vies, druk en lawaaierig. Maar eenmaal thuisgekomen, gevoed door zijn favoriete literatuur, nam de idylle algauw weer de plaats van de herinnering in.
Op zijn terras stond een oleander, als een soort ode aan het land. In een hierbij passende terracotta pot. Hoe hij aan de plant gekomen was wist hij niet meer. Hij deed hem denken aan de muren en bermen vol oleander die hij in Italië aantrof, aan dicht weelderig groen overdekt met geurende bloemen.
Zijn oleander bleef echter klein en, erger nog, bloeide niet. Meneer B. weet het aan het grimmige Nederlandse klimaat waarin de oleander zijn bloemenpracht weigerde te ontvouwen. Of moest hij hem in een grotere pot zetten? In beslag genomen door dagelijkse beslommeringen vergat hij dat idee weer.
Aan het eind van elk jaar verschrompelde de kleine scherm van groen tot helemaal niets, alsof de plant weigerde nog langer het onderwerp van regen en gure kou te zijn, om in het voorjaar in zijn oude vertrouwde vorm terug te keren. Elk jaar weer. Vanwege deze hardnekkigheid raakte meneer B. toch op de plant gesteld, ondanks het uitblijven van bloemen.