Meneer B. was een groot kattenliefhebber, hij hield zijn leven lang al katten. Als er een kat overleed nam hij een nieuwe. Niet uit bezitsdrang, maar omdat hij niet zonder kon. Hij koos altijd een oudere, kansloze kat uit het asiel die hij een mooie oude dag kon geven. Zijn huidige poes had gedragsproblemen gehad – geen wonder wanneer je een beest opsluit – maar was bij hem geheel tot rust gekomen. Ze had weinig ruimte nodig en nam genoegen met de kleine voor- en achtertuin waar ze als een sfinx voor zich uit lag te kijken.
Totdat de buren ineens katten namen. Kittens. Voor elk kind één. Hoewel ieder natuurlijk vrij was een kat te nemen – dat deed hij zelf ook – vond hij het jammer. Hij was bang voor de rust van zijn oude, nerveuze poes. Zijn vrees kwam uit: al snel wriemelden de kittens schaamteloos door zijn tuin en zijn kat durfde niet meer naar buiten.