Waar haal je als schrijver je inspiratie vandaan? Hoe creëer je nog iets nieuws? Hoe verras je de ervaren lezer voor wie ingrediënten algauw bekend voorkomen? Dat waren vragen die bij me opkwamen bij het lezen van Niets dat hier hemelt, de laatste roman van Tomas Lieske.
Een geïsoleerd leefgebied, in dit geval een mistig veendorp. Indringers die deze veilige wereld verstoren. Een oud huis in een bos. De genadeloze wreedheid van kinderen. Het voorlijke meisje dat zowel ergert als prikkelt. Het nazisme (het verhaal speelt in de jaren dertig), de zogenaamde vooruitgang, rijk versus arm. Het komt er allemaal in voor. Het zijn onderwerpen die we al zo vaak in romans zijn tegengekomen. Ze leveren geheid sfeer en spanning op. Is dit gebrek aan originaliteit? Effectbejag?
Eigen schepping
Een centrale rol in de roman speelt een veenlijk dat door een paar kinderen wordt uitgegraven: een ruiter te paard die in hun actie en in de tijd zijn bevroren. De hand van de ruiter ‘stak naar voren in een late poging het paard te strelen, moed in te spreken, te leiden tot het uit het moeras kon stappen.’ Ik moest onmiddellijk denken aan de slotscène van Michel Tourniers De elzenkoning, als de hoofdpersoon en zijn paard omkomen in een moeras. Lieske moet dit boek kennen, denk ik dan.
Is dat erg? Nee, zolang de schrijver er maar een eigen schepping van maakt. Het gaat om het totaal, de soep zeg maar die hij van al die ingrediënten bereidt. Schrijvers putten uit dezelfde werkelijkheid, uit een bepaalde intellectuele traditie, maar ieder roert deze op geheel eigen wijze om. Originaliteit is een rekbaar begrip. Pogingen met iets totaal nieuws te komen zijn tot mislukken gedoemd. Je zou algauw in een kramp schieten en geen pen meer aanraken.